Gedicht

Rudyard Kipling (1865-1936) schreef ter gelegenheid van het zestigjarig regeringsjubileum in 1897 van koningin Victoria een gedicht dat ‘Recessional’ heet, te vertalen als teruggang.
Hierin wordt verwezen naar het lot dat grote en machtige naties treft: ooit zullen zij net als Nineveh en Tyrus  ten onder gaan, terwijl alleen God eeuwig is.

Lest We Forget
“Lest we forget” vormt het refrein van dit gedicht. Het geeft de reden van de smeekbede die wordt uitgedrukt in dit gedicht: “lest we forget” the sacrifice of Christ.
De woorden “Lest we forget” , “We mogen dit niet vergeten” werden na WO1 vooral in Great-Britain algemeen gebruikt bij herdenkingen van de oorlogsslachtoffers.
Deze tekst is ook vaak te vinden op monumenten en als grafschrift

Recessional:

God of our fathers, known of old,
Lord of our far-flung battle-line,
Beneath whose awful Hand we hold
Dominion over palm and pine—
Lord God of Hosts, be with us yet,
Lest we forget—lest we forget!

The tumult and the shouting dies;
The Captains and the Kings depart:
Still stands Thine ancient sacrifice,
An humble and a contrite heart.
Lord God of Hosts, be with us yet,
Lest we forget—lest we forget!

Far-called, our navies melt away;
On dune and headland sinks the fire:
Lo, all our pomp of yesterday
Is one with Nineveh and Tyre!
Judge of the Nations, spare us yet,
Lest we forget—lest we forget!

If, drunk with sight of power, we loose
Wild tongues that have not Thee in awe,
Such boastings as the Gentiles use,
Or lesser breeds without the Law—
Lord God of Hosts, be with us yet,
Lest we forget—lest we forget!

For heathen heart that puts her trust
In reeking tube and iron shard,
All valiant dust that builds on dust,
And guarding, calls not Thee to guard,
For frantic boast and foolish word—
Thy mercy on Thy People, Lord!